Category Archives: Klimaat

De smalle marges van de politiek

Joop den Uyl, econoom en minister-president in de jaren 1970, sprak eens over de beperkte invloed die de politiek in feite heeft op vele maatschappelijke processen, terwijl dat nu juist wel het werkterrein van politici blijkt te zijn. En daarbij besprak hij nog niet eens het feit dat die invloed, als die er is, alleen maar voor een bepaalde schaal geldt, zoals de tienjarige lokale, provinciale of landelijke, de schaal waarop de meeste maatregelen betrekking hebben. De Franse structuralistische school van historici, echter, stelt dat dergelijke maatregelen, ook al zijn ze effectief, binnen een bepaalde structuur van tijd en ruimte tot stand gekomen, alleen daarbinnen relevantie hebben. We moeten dus mondiale, lange-termijn processen begrijpen voordat we deze effectief kunnen beinvloeden via de politiek.

Dit standpunt is middels een groot aantal studies van heel verschillende aard ontwikkeld, waarvan er een het meest interessant is, mede doordat deze is verricht omstreeks, ook weer, de jaren 1970, de tijd waarin ook het rapport van de Club van Rome uitkwam (1972). Toen konden er voor het eerst grote berekeningen, simulaties, uitgevoerd worden, grootschalige complexe maatschappelijke processen betreffend. Deze economisch-historische studie betrof een computer simulatie van economische processen binnen de Verenigde Staten verlopend op een lange termijn. Hierbij was de vraag wat de relevantie zou kunnen zijn van economisch relevante, zeer ingrijpende maatschappelijke gebeurtenissen die als richtinggevend of -veranderend bekend staan. Je kunt daarbij denken aan, bijvoorbeeld, de invloed van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog op de loop van de economie aldaar, van de invoer van de spoorwegen, of, meer recent, van de New Deal.

In de berekeningen heeft men op de een of andere manier de directe effecten van economische processen op korte termijn los gemaakt van die op de langere termijn zodat men kon zien in hoeverre de laatste een andere richting of snelheid hadden gekregen. En het resultaat was schokkend: hun invloed bleek slechts zeer beperkt te zijn. Het niet aanleggen van de spoorwegen zou een verlies voor de Amerikaanse economie van slechts 5% hebben betekend. Verwaarloosbaar weinig.

Zo heeft ook Dennis Meadows in de jaren 1990 eens berekend hoeveel tijdwinst het zou opleveren wanneer de toenmalig bekende hoeveelheid fossiele brandstoffen verdubbeld zou worden. Het bleek dat zo’n verdubbeling het opraken ervan met slechts 10-15 jaar zou vertragen. Al weer verwaarloosbaar weinig. Er zijn nu inmiddels meer reserves bekend geworden en de berekening zou dus een ander getal voor de vertraging opleveren, zowel uitgaande van de toenmalige verwachtingen als van de huidige hoeveelheid. Maar de grootorde zal niet veel verschillen. Wat een dergelijke teleurstellende uitkomst verklaart is dat de energiecomsumptie minstens dubbel exponentieel groeit, ook wel super-exponentieel genoemd. De toevoeging van nieuwe bronnen groeit daarentegen, of niet exponentieel maar additief, of exponentieel maar niet in dezelfde mate. In termen van een grafische voorstelling betekent dit dat de groei van het verbruik steil kromlijnig verloopt en dat van de productie rechtlijnig of zwak kromlijnig. Er bestaat dus een zeer grote, snel toenemende discrepantie tussen de uitkomsten van de twee typen van groei. Het is deze discrepantie die de verwarring geeft.

Op het gebied van het effect van kooldioxide op de aardse temperatuur zijn er recent ook nieuwe berekeningsresultaten bereikt die iets dergelijks laten zien: weinig effect van een ogenschijnlijk grote wijziging. De berekening betrof de verwachte temperatuurstijging bij een verdubbeling van de concentratie kooldioxide in de atmosfeer. Eerder was deze stijging berekend op 3 °C, met een kans van 66% dat deze waarde tussen de laagste en hoogste waarden van 2-4,5 °C ligt. Deze zogenaamde klimaatgevoeligheid voor kooldioxide blijkt slechts 2 °C te zijn, welke met dezelfde kans nu tussen de waarden van 1,5-1,8 °C ligt. Een stijging naar gevaarlijk hoge temperaturen van de atmosfeer wordt hierdoor uiteraard vertraagd, een kolfje naar de hand van klimaat-ontkenners. Echter, met het huidige super-exponentiele verbruik van energie kan deze vertraging natuurlijk ook wel weer eens tegenvallen: deze geringere gevoeligheid blijkt inderdaad slechts een vertraging van ongeveer 10 jaar op te leveren. Een getal dat weliswaar sterk lijkt op dat van Meadows, maar dat een ander proces betrof.

Het is dus van belang om over langjarige processen te blijven praten die bij de schaal van mondiale effecten past. Dit betekent, wetenschappelijk, dat onderzoeksresultaten van modellen van disciplines als, bijvoorbeeld, de economie of de sociologie, betrekking hebbend op nationale omstandigheden, weinig tot geen gewicht in de schaal kunnen leggen. Daarnaast is het, meer praktisch, goed te bedenken dat de invloed van maatregelen, genomen op een te kleine schaal, irrelevant zal zijn. De mondiale, lange-termijn processen blijven hun verwachte loop behouden.

Alleen mondiale processen die bovendien aan de basis van alle huidige tendenzen liggen, zoals dat van onze reproductie, mits snel uitgevoerd, kunnen uitkomst bieden.

Geen Gaia maar Medea

Gaia gold bij de Oude Grieken als de moedergodin van de aarde en staat tegenwoordig nog model voor de evenwichtigheid hiervan. De aarde zou een zelf-balancerend systeem zijn, zelfs een organisme, een levende verschijningsvorm. Wanneer het mis gaat met de aarde, dan zouden er meteen corrigerende factoren en processen komen die het evenwicht herstellen. Zo wordt de aarde een stabiel systeem. Deze processen werken automatisch en onbewust, en onder invloed van het leven, van alle levende organismen bij elkaar. Het leven zou aldus ook het aards klimaat redelijk constant hebben kunnen houden gedurende het hele geologische verleden. Tegenwoordig zouden het ook op het huidige klimaat inwerken: dit kan wel enigszins opwarmen, maar corrigerende processen zouden paal en perk kunnen stellen aan al te grote opwarming. Een hele geruststelling nu de temperaturen stijgen. We hoeven zelf niet veel te doen.

Het is te mooi om waar te zijn. Want welke processen gaan dit doen? In de negentiger jaren zijn er al verscheidene criteria opgesteld om het idee van een door het leven tot evenwicht gebracht klimaatsysteem te toetsen, maar ongeacht bekende heftige klimaatfluctuaties in het verleden blijkt bovendien het idee zelf niet toetsbaar te zijn: het berust op slecht gedefinieerde veronderstellingen. Het idee gaat er namelijk van uit dat het leven zelf-verzwakkende – negatief-terugkoppelende – processen in gang zet waardoor de levensomstandigheden constant zouden blijven. Denk aan donkere levensvormen die licht en dus energie kunnen absorberen die in aantalsevenwicht raken met lichte, zodanig dat de temperatuur constant blijft. Zo’n evenwicht tussen dergelijke levensvormen garandeert echter niet dat de temperatuur zelf optimaal voor hen is: in dat geval moet er een evenwicht tussen de levensvormen en de temperatuur zelf bestaan. Zo zijn er meer toetsingsproblemen op te noemen.

Omgekeerd bestaan er wel door het leven geinduceerde processen die omgekeerd, positief terugkoppelend, zelf-versterkend, werken. Deze werken echter tegen een evenwicht en dus het voortbestaan van het leven in. Zo vormen vele organismen methaan dat zich op oceaanbodems en in veenpakketten ophoopt en dat bij vrijkomen de temperatuur dusdanig verhoogt dat het het voortbestaan van het leven grotendeels onmogeljk maakt. Dit heeft waarschijnlijk de grote massa-uitstervingsgolven in het geologische verleden als gevolg gehad. En we weten ook dat bij verhoging van de temperatuur de concentratie van waterdamp als sterk broeikasgas hoger wordt, een zelf-versterkend proces dat los van het leven staat: hoe warmer, hoe meer waterdamp, hoe warmer, enzovoort. Dergelijke processen zijn bekend geworden onder de naam van de Griekse godin Medea die haar eigen kinderen op at, zoals dat bij de biologische vorming van methaan gebeurt. We kunnen hierbij nu ook meteen aan onze eigen activiteiten denken: als biologische soort hebben we een sociaal-economisch systeem geschapen waarmee we onze eigen levensomstandigheden bederven, zodanig zelfs dat niet alleen onze soort, maar ook dat van alle andere in gevaar komt. Ook dit is in vele opzichten een zelf-versterkend proces.

Door, bijvoorbeeld, kolen, olie en gas te verbranden, verhogen we de temperatuur van de atmosfeer en daarmee ook het aardse oppervlak en het water van de oceanen. Hoe hoger deze temperatuur, hoe meer methaan er vrij zal komen, een broeikasgas dat 15 tot 20 maal zo sterk is als kooldioxide zelf en dat dus de temperatuur versterkt doet stijgen. Tegelijkertijd, en ook als gevolg hiervan, verdampt een deel van het water van de oceaan en van dat op het land dat ook de temperatuur van het milieu verhoogt, waardoor er nog meer water gaat verdampen. En wij hebben de afgelopen eeuwen meer en meer verbrand vanwege het onderliggende zelf-versterkende proces van reproductie, met daar bovenop de vorming van een organiserende maatschappij die des te groter werd naarmate onze bevolking groeide. Beide zelf-versterkende processen dus. Op die manier hebben we ons milieu blijvend aangetast.

Bijna al deze processen zijn dus zelf-versterkend waardoor we er geen vat op hebben, ze groeien zelf op eigen kracht. Alleen op dat van de reproductie hebben we nog vat, de andere zijn hiervan effecten. Nu bestaan er wel geologische processen die regulerend kunnen werken, maar als geologische zijn ze veel te traag om soelaas te kunnen geven. Hun effecten komen veel te laat.

We mogen dus niet op deze trage Gaia rekenen, maar moeten voor Medea buigen, zoals het leven altijd heeft gedaan. Of, mochten we dat niet willen, dan moeten we zelf regulerend gaan handelen door onze reproductie, en daarmee de bevolkingsgrootte en de omvang van de maatschappij, overeen te laten stemmen met zowel de bronnen van bestaan als het absorptievermogen van het milieu.

Gaia heeft nog altijd Medea niet bestreden: ze heeft geen vaststaand doel – een richtende temperatuur – om dit te doen. Noch bezit Gaia een tegenkracht om de temperatuur rond dit doel te reguleren. Medea eet haar eigen kinderen op, wat wij nu moeten gaan voorkomen.

Begrip, manipuleerbaarheid, effectiviteit

Wanneer je iets wilt veranderen in z’n werking, dan moet je in de eerste plaats de werking van het proces begrijpen. Dit begrip geeft een idee over de mogelijkheid om het proces inderdaad te veranderen, wat niet altijd het geval hoeft te zijn. Dit begrip geeft ook een idee over de effectiviteit van de voorgenomen verandering; wanneer de maatregel weinig effectief of geheel niet mogelijk is, dan kun je hem maar beter niet nemen. Dit geldt in het algemeen en daarmee ook voor de milieuproblemen van deze tijd.

Kennis van tendenzen van afzonderlijke processen, zoals over klimaatverwarming, afnemende biodiversiteit, of grondstoffen uitputting, geven wel het nodige begrip over de wijze waarop, bijvoorbeeld, klimaatverwarming ontstaat en verband houdt met onze productie van kooldioxide, maar de maatregelen daartegen falen wanneer deze productie niet wordt bekeken vanuit de maatschappelijke processen die dit als gevolg hebben. Wanneer we dus niets aan de maatschappelijke processen zelf doen, maar deze zelfs blijven stimuleren, dan blijven we evenveel of zelfs meer kooldioxide produceren, wat we verder ook doen. Vanwege bevolkings- en maatschappelijke groei zal het gebruik van fossiele brandstoffen tot 2050 met 80% stijgen, met alle gevolgen van dien.

Elk mens verbrandt individueel koolhydraten uit plantaardig en dierlijk voedsel en produceert daarmee kooldioxide. De maatschappij, die we met elkaar vormen als gezamenlijk overlevings instrument, verbrandt om zijn benodigde energie te verkrijgen eveneens koolhydraten, zij het die van fossiele plantenresten. Ook de maatschappij produceert dus onvermijdelijk kooldioxide. We kunnen dus wel zuiniger doen, minder vlees eten, onze huizen beter isoleren, de thermostaat wat lager afstellen en minder autorijden en vliegen, maar er blijft altijd een basis hoeveelheid van energieverbruik bestaan. Door die hoeveelheid blijven we kooldioxide produceren en daarmee het klimaat opwarmen. Overigens, om dat plantaardige en dierlijke voedsel te krijgen, moeten we veel fossiele energie gebruiken zodat we in feite ook voor ons voedsel voor een groot deel teren op fossiele brandstoffen, en daarmee dus extra kooldioxide produceren. Dit terwijl onze mondiale aantallen nog steeds exponentieel stijgen, waarvoor een per hoofd exponentieel stijgende industriele productie en maatschappelijke organisatie nodig is. We kunnen door zuinig gedrag energie besparen, maar een dergelijke besparing als lineair proces zal al snel achterblijven bij het dubbel exponentieel stijgend verbruik. Dit inzicht in het mechanisme van kooldioxide productie toont dat besparingsmaatregelen lastig te nemen zijn en weinig effectief zullen blijken.

De huidige milieuproblemen betreffen effecten van een onderliggend proces dat we direct moeten aanpakken om ze te verkleinen of te elimineren. Een effect is tenslotte slechts een symptoom dat we niet als zodanig moeten bestrijden; het wordt dweilen met de kraan open. Wanneer we, bijvoorbeeld, een ondergronds fossiel waterbekken uitputten, zoals we dat op grote schaal doen, dan kunnen we dit proces niet effectief manipuleren zonder tegelijkertijd de oorzaak, overgebruik van water, weg te nemen. We kunnen niet wat minder gebruiken, want dan komt, bijvoorbeeld, de landbouw tekort. Natuurlijk moeten we wel misbruik van water blijven bestrijden, zoals watergebruik voor hoge fontijnen in Amerikaanse woestijnachtige gebieden; misbruik valt effectief te manipuleren.

Hierbij moeten we ons realiseren dat 90% van het watergebruik naar de landbouw toe gaat. Zoals we ons ook moeten realiseren dat we rond de 80% fossiele brandstof moeten blijven gebruiken, als dat percentage in de loop van de tijd al niet verder toeneemt. Ook moeten we blijven recyclen, steeds meer dan nu al gebeurt. Maar ook recyclen laat een deel van de oorspronkelijke grondstoffen ongebruikt en zal andere, nieuwe kosten. We laten hierbij dus de werkelijke oorzaak van grondstof en afvalproductie buiten beschouwing, de grote en nog steeds groeiende aantallen van ons. Daarheen gaat het grootste deel van het gebruik, en dat produceert het afval.

Er bestaan ook processen van lange termijn, zoals die van reproductie verlaging, van aanpassing van maatschappelijke omvang, en ook van klimaat en zeespielgelstijging. Demografische en maatschappelijke aanpassingen zullen enkele eeuwen bestrijken, terwijl het klimaat, wat we ook doen, wel vele millennia warmer zal blijven; de zeespiegelstijging zal zelfs vele miljoenen jaren naijlen. Hieraan valt niets te manipuleren. Het probleem hierbij is dat dit soort processen cumulatief zijn, wat betekent dat ze beetje bij beetje groeien en dus maar langzaam op gang komen. Kooldioxide, bijvoorbeeld, wordt slechts langzaam aan de lucht toegevoegd en heeft dus langzaam effect. Dit zet vervolgens het smelten van polair ijs in gang, wat weer langzamer gaat en vele eeuwen beslaat. Kooldioxide zelf zal slechts langzaam, over tienduizenden jaren, pas uit de lucht verdwenen zijn, en al die tijd het klimaat aan de polen blijvend verwarmen. Wanneer daar het ijs smelt zal het miljoenen jaren vergen een ijspakket zoals nu opnieuw te gaan vormen, met uiteindelijk hetzelfde effect op het klimaat.

Onze maatregelen van nu bepalen dus, of een korte, of een heel lange toekomst en daarmee uiteindelijk het leven op aarde, ook ver na het bestaan van de mens.

Bevolking en klimaat – klimaat en bevolking

Het is aan een ieder bekend, de wereldbevolking blijft groeien, en groeit exponentieel. Dat wil zeggen met een zelf-versnellend effect, sneller en sneller, en buiten ons om. Ofwel, volgens een positief terugkoppelend proces. En wat er bekend is van zo’n proces, dat is dat het ongeremd eindigt in de ineenstorting van een systeem, zoals dat gebeurt in een economische krach. Wat we dus nodig hebben is een progressief tegenwerkende kracht die het proces kan stabiliseren, door bij wetgeving de groeiexponent te verkleinen als hij te groot wordt, en te vergroten wanneer hij te laag uit gaat vallen. Zo verkleinen we de variatie van het fluctuatiepatroon. Echter, bij een lineair verbruik van begrensde bronnen en de daaruit volgende productie van afval, moet de groeioorzaak zelf direct aangepakt worden, wat de waarde van het fluctuatieniveau verlaagt. Voor de groeiende wereldbevolking betekent dit dat hetzij de sterfte omhoog moet, of de fertiliteit omlaag, waarvan de eerste maatregel de minst menselijke is, en hoe dan ook vermeden moet worden.

Het probleem is dat elk systeem, dus niet alleen ieder mens, maar ook de maatschappij van alle mensen tezamen, de kantoren, fabrieken, transport die hij behoeft om te leven, bestaansbronnen verbruikt, en hierbij afval produceert. Dit betekent dat, naast materiële zaken, energie moet worden toegevoegd om het systeem te laten werken, energie in steeds grotere, exponentieel grotere hoeveelheden. Hierbij schieten de oudere – de huidige alternatieve -energiebronnen inmiddels schromelijk tekort. We blijven dus nog lang gebonden aan het verbruiken van kolen, olie en gas uit een groeiende reeks van geologische bronnen, terrestrische en mariene olie- en gasvelden, teerzanden en schalie. Alles bijeengenomen kost de op zich marginale productie van biofuels niet alleen broodnodige maar al tekortschietende landbouwopbrengsten, maar ook meer energie dan eruit komt.

Naast een op termijn opdrogen van al deze hulpbronnen, zorgt het verbrandingsafval ervan voor een exponentieel toenemende uitstoot van kooldioxide in de lucht, wat tot klimaatverwarming leidt. Dat deze verwarming plaatsvindt heeft de Amerikaanse klimatoloog Jim Hansen inmiddels onomstotelijk door grootschalige temperatuurwaarnemingen aangetoond: sinds 1980 wordt de aardse temperatuur elk decennium hoger, terwijl ook de instabiliteit ervan toeneemt. Niet alleen hogere temperaturen hierdoor, maar ook perioden en gebieden van droogte, van overmatige regen en stormen, waardoor de groeiperioden over het jaar gaan vervagen of nu al verdwijnen, met oogstverlies en honger als onvermijdbaar gevolg.

Maar de gevolgen zijn groter. Want ook de oceanen worden geraakt, ook zij warmen op. Niet alleen rijst de zeespiegel door het smelten van Groenlands en Antarctisch ijs, het water zelf warmt op en zet uit, thermische uitzetting naar de technische term. Dit zorgt voor de grootste stijging van het water, waardoor grote delen van de kusten getroffen gaan worden. Megasteden en landbouwgebieden komen onder water te staan, de bevolking moet hongerend vluchten naar nog droge gebieden. Hekken, duizenden kilometers lang, worden gezet rond omringende landen om deze menselijke vloeden tegen te gaan. Maar juist de hogere delen zijn vaak droog en leiden nu al tot watertekorten, tot dorst en tot falende oogsten.

Op weer langere termijn zal de golfstroom gaan stoppen waardoor het diepere oceaanwater zuurstofloos wordt. Hierdoor zal het meeste zeeleven afsterven, en de dynamische Atlantische Oceaan verwordt tot een dode, stinkende poel. Noordwest Europa, door de Golfstroom verwarmd, zal dan onleefbaar gaan worden vanwege de van nu af heersende kou. Waar moet de miljoenenbevolking dan blijven, waarvan kunnen ze eten en drinken? Welk land zal al deze mensen opvangen en onderdak bieden? Wat voor werk gaan ze doen? Hoe lang blijven ze vreemden?

Er wordt over automatische aantalsstabilisatie gesproken, een stabilisatie waar we zelf niets aan hoeven te doen. En dat zou bovendien kunnen betekenen dat alle problemen voorgoed voorbij zullen zijn, automatisch op een duurzaam niveau. Onze aantallen zouden stabiliseren, de economie niet meer groeien, nul-groei het ideaal. Maar waar is de twijfel, is het niet te mooi om lang waar te zijn? Hoe lang kunnen we nog leven, zelfs met twee tot drie miljard meer, van eindige voorraden van natuurlijke bronnen die nu al uitgeput raken? En nog altijd blijven we ongeremd teren op de voorraden van morgen. Het functioneren, het onderhoud en de exponentiele groei van de maatschappij blijft energie vergen, exponentieel meer met het jaar. Dan willen we ook nog recyclen, een energetisch kostbaar proces. En we hebben nog steeds geen echt werkend alternatief. We blijven kooldioxide produceren, de oceanen, de uitgestrekte, dikke pakketten bevroren sub-arctisch veen verwarmen, waardoor zelfs het broeikasgas methaan zal vrijkomen, het klimaat vijftien maal sterker verwarmend dan kooldioxide al doet. Bovendien is het erg brandbaar. Daarbij zal de warmere dampkring ook meer waterdamp als broeistofgas gaan bevatten, net als het vrijkomen van methaan zelf een zelfversterkend, dus exponentieel proces.

Waar is het eind, wanneer worden we wakker, zullen we ophouden met dromen, en gaan we wat doen?

Ontzetting. Verbijstering. Woede.

Daar waren ze. De foto’s, het artikel. Op de voorpagina van de NRC van 3 mei stond het: “Honger in Somalie: 260,000 doden.” Een kind drinkend, twee andere uitgemergeld, een ervan beklemmend, met grote, leeg-starende, ronde ogen. De dood was nabij. Onder de foto’s “De hongersnood (tussen 2010 en 2012) in Somalie blijkt veel groter dan gedacht.” Blijkt dat nu pas? Hebben we daar 200 studies voor nodig? Het kader somt op: “Niger (2010) Zeven miljoen mensen kampen met voedseltekorten na mislukte oogsten; Ethiopie (2000) Door de droogte worden miljoenen mensen getroffen door voedseltekorten. In de zuidelijke regio van Somalie wordt een hongersnood uitgeroepen; Congo (1998-2004) Een oorlog zorgt voor grote voedseltekorten. Miljoenen mensen sterven; Somalie (1991-1992) Droogte en burgeroorlog leiden tot een hongersnood waarbij 230,000 mensen omkomen; Ethiopië 1984-1985) Een miljoen mensen overlijden door een hongersnood die wordt veroorzaakt door oorlog, droogte en economisch wanbeleid.” Pagina’s 3 en 4 gaan over Syrie: of je wel of niet helpt, het kan altijd fataal zijn. Op bladzijde 2 een foto van een 16,5 meter hoge gele badeend, helemaal versleept naar Shanghai, ontworpen door een Nederlandse kunstenaar.

Het artikel somt ze allemaal op, ingredienten van de huidige ramp. Allemaal herkenbaar, bekend. Droogte veroorzaakt door La Nina, die juist deze delen van Afrika in de doorgaans natte periode treft. Hierdoor mislukte de oogst, burgeroorlog brak uit tussen de boeren en milities die naast vele slachtoffers ook voedselhulp onmogelijk maakte en ook landbouwgereedschap en voedsel stalen, milities doorgaans gevoed door werkloze plattelandsjongeren, te laat doorgegeven nood, te laat komende internationale hulp, hongerende, wegtrekkende mensen waarvan de zwakken, kinderen en waarschijnlijk de ouderen, langs de weg naar hulpkampen achterblijven, kreperen en sterven. We herkennen, weten het allemaal.

Naast me ligt het boek van Christian Parenti uit 2011 dat alle verschrikkingen beschrijft, Tropic of Chaos. Climate Change and the New Geography of Violence. Ik herinner me een ander artikel in de NRC van 2012 over ontwikkelingen in Syrie, uiteindelijk voortkomend uit de grote droogte aldaar: mislukkende oogsten, honger, naar de sloppenwijken wegtrekkende boeren, de ontreddering, de burgeroorlog. Willem Alexander werd laatst bekritiseerd doordat hij niet wist dat een regeling omtrent wateraanvoer voor Israel de Palestijnen zou raken. Een regio voor het potentiele of inmiddels actuele ontstaan van “water wars” tussen landen. Andere nummers berichtten over de wegvallende graanoogsten in Saudie Arabie: tot 2012 was de aanvoer van fossiel water uit ondergrondse bekkens voldoende voor de productie van graan, maar die aanvoer schiet nu tekort: graan moet nu ingevoerd worden. Dezelfde uitputting van ondergrondse fossiele bronnen zien we in India, waarvan de waterstand met een meter per jaar zakt. Hoe lang kan dat nog doorgaan voordat ook daar de productie stagneert?

Inmiddels blijft het klimaat opwarmen, een onstuitbaar proces. Een zelfversnellende oorzaak, de exponentiele groei van onze mondiale maatschappij als antwoord op de zelf al exponentiele groei van de bevolking, met name in het meest kwetsbare, subtropische deel van de wereld, de Tropic of Chaos. We bestrijden de financiele crisis met het stimuleren van industriele ontwikkeling, waarvoor de exploitatie van nieuwe energiebronnen, schalieolie en -gas, extra ruimte gaan geven: de energie wordt nu weer goedkoop. Hierdoor zullen ook andere gebruiksvormen, zoals transport en huishoudelijk energiegebruik, automatisch weer toenemen. En het klimaat verder doen opwarmen. De druk op het ontwikkelen van alternatieven wordt dus weer minder. De EU constateerde dat een deel van de deelnemende landen de termijnen van kooldioxide reductie niet haalde, en heeft dus het eind van de gestelde termijn weer verschoven, naar 2017.

Waar is het eind? Ja, wanneer en wat is het eind? Wanneer gaan we zien dat dit alles verband houdt, het aantal mensen op aarde, de ondersteunende industrie en organiserende maatschappij, de kooldioxide productie ervan, het opwarmende klimaat, de droogten, de mislukkende oogsten, de honger, de oorlogen, de massasterfte van honderdduizenden, miljoenen? Moeten we hoop blijven houden op een stabilisatie van onze aantallen in 2050, hopen dat dit niveau duurzaam zal zijn? Of is het nu al te hoog? Is misschien elders de toekomst inmiddels begonnen? De wereld is overal anders, klimaten verschillen, de economie, de bevolkingsaantallen en groeisnelheden hiervan. We weten vaak niet wat er elders gebeurt. Ook nu zijn de cijfers van hongerenden en doden in Somalie onbekend, de hulp kwam te langzaam op gang of werd er gehinderd. We weten en kunnen te weinig.

Wie weet en wie wist van die inmiddels vele miljoenen die hen voorgingen? Wie heeft de verbanden gelegd? Wie heeft de conclusie getrokken dat het zo niet meer kan, dat we wat moeten gaan doen? Hoe lang nog blijven we hopen dat het zo erg nog niet is, en alles inmiddels verbetert? Tenslotte, de hongersnood is nu over, de milities verslagen en ze hebben een betere president.

Ga dus maar slapen, het komt heus wel weer goed.

Een warmer klimaat, of niet?

Deze winter was opnieuw, net zoals die van een paar jaar geleden, nogal koud en langer dan we de laatste decennia gewend waren. En dat terwijl het klimaat warmer zou worden! Dat klopt toch niet? Hebben de “ontkenners” dan toch gelijk? Wat moeten we met die “wetenschap”, zitten die onderzoekers niet teveel vanuit hun ivoren toren te orakelen?

Er bestaat inderdaad een grote verwarring, deels ontstaan door de winters van de laatste jaren, en deels aangewakkerd door de klimaat-ontkenners. Maar de wetenschap achter de verwachtingen is goed. Er bestaat een duidelijke tendens naar warmere en meer instabiele tijden. Hoe brengen we nu orde in deze chaos van tegenstrijdige meningen?

Niemand zal ontkennen dat het weer van dag tot dag wisselvallig is: er is geen pijl op te trekken. Dit komt doordat er veel factoren en processen, deels onafhankelijk van elkaar en deels onderling afhankelijk, op elkaar inwerken, elkaars invloeden versterkend of afzwakkend. Het resultaat is een kans dat het vriezen zal of dooien. Natuurlijk komt het weinig voor dat de temperatuur van de ene dag op de andere, zeg, 15 of 20 graden zou kunnen verspringen, maar ook dit is een kans, het komt soms voor. Maar er bestaat een zekere traagheid die het mogelijk maakt om het toekomstig weerverloop voor een week te beschrijven, maar ook niet langer. Daarna wordt de onzekerheid te groot: de kans dat het anders uitpakt neemt sterk toe. In het weerproces overheerst het toeval, en dit toeval bepaalt de kans op een zeker resultaat, een kans die afneemt met de lengte van de tijd waarover we willen voorspellen.

Wat er voor een tijdperiode geldt, geldt echter ook van plaats tot plaats. Wat er hier in Nederland gebeurt zegt weinig over het weerverloop in Duitsland, nog minder over dat in Polen, of over de Sahara. Ook daar bestaan patronen, en ook deze wisselen volgens toeval, bepaald, alweer, door een groot aantal lokale factoren en processen. Samen met het toevalsproces in de tijd bepalen deze ruimtelijke het toeval in de wisselvalligheid van het weer bij ons. Om hier toch regelmaat in te onderscheiden kan alleen met berekeningen die uitgaan van dat toeval, niet van processen die zekerheid geven over een lange tijd. Hierbij beginnen we met het tellen van, bijvoorbeeld, de temperaturen in eenzelfde periode, de winter of de zomer, over een bepaald aantal jaren, een bepaald decennium. Dan weten we hoe warm die periode over dat decennium ruwweg is.

Hetzelfde geldt voor de geografie: welke temperaturen waren er in, zeg, de winter in Nederland of in Canada, of over het hele Noordelijk Halfrond in de jaren 1980? Om het temperatuurverloop voor dit halfrond van de laatste halve eeuw te leren kennen om te weten of het klimaat verwarmt of niet, moeten we dus de aantalsverdelingen van alle temperaturen over alle decennia naast elkaar leggen en kijken of die al of niet hetzelfde zijn. Wanneer we dit doen, blijken ze inderdaad te verschillen, zowel in ligging als in vorm. Ten eerste zien we een onmiskenbare verschuiving van de totale verdeling naar hogere temperaturen: over de laatste halve eeuw wordt het klimaat warmer. Hierover betstaat geen enkele twijfel meer.

Daarnaast wordt de verdeling ook steeds breder, wat betekent dat er naast meer lage temperaturen ook meer hoge voorkomen: het klimaat wordt meer wisselvallig en onvoorspelbaar. Wat vroeger in 0,1-0,2% van de gevallen voorkwam, komt nu voor in 10%, een honderdvoudige toename. Ook deze tendens is onmiskenbaar. Het klimaat wordt niet alleen warmer maar ook anders. Dit uit zich in sterke wisselingen in temperatuur, maar ook in die in regenval. Perioden van erg hoge en erg lage temperaturen, en perioden van grote droogte en van hevige regenval. Dit betekent op zich dat de periodiciteit van de seizoenen waarop de landbouw gebaseerd is minder wordt en dat de oogsten dus vaker zullen mislukken, met honger als gevolg. Dit zien we de laatste jaren al in Afrika gebeuren waar de seizoenen toch al zwakker waren dan in noordelijker streken. Om sociale, economische en politieke instabiliteiten en migratiestromen te begrijpen, moeten we dus eerst kijken naar waar deze instabiliteiten voorkomen en in welke periode. Dit wijst rechtstreeks naar de oorzaak. Alleen begrip hiervan kan tot de juiste maatregelen leiden.

Op een grotere tijdschaal moeten we kijken waar deze klimaatveranderingen door veroorzaakt worden en welke maategelen we hiertegen moeten nemen. We weten allemaal dat de overproductie van kooldioxide hier een centrale rol in speelt en dat deze overproductie zelf weer veroorzaakt wordt door de verbranding van fossiele brandstoffen door onze industrie, verwarming of verkoeling en vervoer. Deze laatste zijn uiteindelijk weer veroorzaakt door onze grote aantallen om hen aan voedsel en werk te helpen. Deze hoge aantallen moeten naar beneden. Naast een zuiniger energiebeleid en alternatieve bronnen, vereist dit de hoogste prioriteit, leuk of niet.

Knoppen draaien

Wanneer je in verband met de toekomstige ontwikkelingen in het milieu als gevolg van overbevolking praat over het verlagen van de reproductiesnelheid, liever dan over het verhogen van de mortaliteit, dan worden er meteen veel argumenten gegeven over waardoor dat toch zo moeilijk is. Zo zijn er morele en religieuze problemen, naast die van de ethnische gebruiken in een land, militaire, of economische redenen, of die rond oudedagsvoorziening, enzovoort. Maar er zijn natuurlijk ook grote bezwaren aan het onbewust verhogen van de mortaliteit, bezwaren die dan vaak weer niet genoemd worden. Maar, inderdaad, het zal niet gemakkelijk zijn om de reproductiesnelheid te verlagen, zeker niet op een mondiaal niveau. Daar twijfel ik niet aan.

Het gaat hier echter niet alleen om de keuze tussen deze twee alternatieven, beide de uiteindelijke oorzaak van de milieuproblemen betreffend, ons te hoge aantal. Het gaat hiernaast ook om het gemak waarmee we deze problemen direct zouden kunnen aanpakken en oplossen. Wanneer dit nog lastiger ligt dan de keuze tussen een van deze alternatieven, dan dwingt dit ons wel om een keuze hiertussen te maken. Vooral doordat het niet of onvoldoende oplossen van een of meer milieuproblemen toch altijd weer neerkomt op het verhogen van de mortaliteit. Of we dat nu wel of niet zo willen.

Zo kunnen we proberen het veelgenoemde klimaatprobleem aan te pakken door de uitstoot van kooldioxide te verlagen. Dit kan op verschillende manieren, betere isolatie van woningen, of minder energievergende verlichting. Of minder autorijden of vliegen. Of we genereren wat meer windenergie. Dat zal allemaal schelen, en we kunnen uitrekenen hoeveel. Echter, het energieverbruik, en daarmee de atmosferische kooldioxide concentratie, neemt nog altijd exponentieel toe en dergelijke niet-exponentiele verminderingen in verbruik of vergrote energie-opwekking verminderen het totale verbruik niet wezenlijk. Onze landbouw, chemische industrie, zware industrie, mijnbouw, vervoer, elecrticiteitsvoorziening, weg- en woningbouw, huishoudens, enzovoort, blijft de overgrote, steeds sneller toenemende hoeveelheid energie vragen. De verschillende vormen van alternatieve energie leveren samen ergens rond de 12% van het totale verbruik, de conventionele rest blijft fossiel. Dat laatste levert de basis hoeveelheid van de kooldioxideproductie, en dit zorgt voor de verwarming van het klimaat. En dat tast vervolgens de landbouwproductie op diverse manieren aan en hiermee de voedselvoorziening van onze miljarden. En dit betekent een verhoging van de mortaliteit.

Vanwege de verbondenheid van een groot aantal factoren en processen is het dus niet eenvoudig om vrijelijk aan deze kooldioxide-knop te draaien, ook niet wanneer we dan maar, zeg, minder industrie of woningbouw kiezen. Want dan loopt er daar weer iets grondig mis. Met uiteindelijk weer alle kwalijke gevolgen voor de mortaliteit. De moeilijkheid hierbij is, in wezen, dat alle maatschappelijke structuren en processen buiten het direct vergaren van voedsel, dus alle vormen van industrie en dienstverlening, de voedselvoorziening vergemakkelijken. Onze maatschappij is een uitgebreid, uiterst gecompliceerd instrument ter verkrijging van voedsel voor miljarden, de een meer, de ander minder direct. Doorgaans nemen we de maatschappij voor gegeven, iets dat los van de voorziening van voedsel staat. Maar hij staat er ten dienste van. We kunnen er niet buiten zonder de mortaliteit te verhogen, welk aspect het ook betreft.

Het is dus niet zo eenvoudig om een knop te vinden waar we gemakkelijker aan zouden kunnen draaien dan direct aan die van de reproductie, hoe lastig het draaien daaraan ook mag zijn. We kunnen de erosie niet aanpakken, de verzilting, de zeespiegelrijzing, de biodiversiteit, de urbanisatie en de economie, het opraken van zoetwater, van metalen, landbouwchemicalien, of van de fossiele brandstoffen zelf. En bij alles wat we verbruiken ontstaat ook nog eens een even grote hoeveelheid afval: vast, vloeibaar, of gasvormig. Dit laatste hebben we al bij het voorbeeld over klimaatverandering door kooldioxide-gas gezien. Afval tast altijd het milieu aan: het neemt ruimte in, en vervuilt de grond en het drinkwater, of de lucht die we inademen. Een deel van dit vervuilende afval is zelfs giftig: het tast de gezondheid van mens, dier, of plant aan, of het doodt hen vroeg of laat.

Bijzondere vormen van dienstverlening betreffen de rechtspraak of het onderwijs, de eerste om ons veiligheid te geven wat criminaliteit of het maken van transacties betreft. Onderwijs als vorm van organisatie versoepelt op een andere manier de wijze waarop maatschappelijke processen verlopen. Beide vermijden direct of indirect, ook weer, een hogere mortaliteit. Zo zijn er nog veel meer vormen van organisatie te bedenken, zoals medische verzorging of oudedagsvoorziening, noem maar op. Alles ter inperking van de mortaliteit, waarbij het verlies ervan onherroepelijk tot verhoging hiervan leidt. Maatschappelijke organisatie heeft een levensfunctie.

Ingrijpen in de maatschappij leidt altijd tot verhoging van de mortaliteit, iets wat we koste wat het kost moeten vermijden. Laten we dus directe maatregelen nemen ter verlaging van de reproductiesnelheid: dit is de knop waaraan we kunnen draaien, hoe moeilijk dat ook is.