Deze winter was opnieuw, net zoals die van een paar jaar geleden, nogal koud en langer dan we de laatste decennia gewend waren. En dat terwijl het klimaat warmer zou worden! Dat klopt toch niet? Hebben de “ontkenners” dan toch gelijk? Wat moeten we met die “wetenschap”, zitten die onderzoekers niet teveel vanuit hun ivoren toren te orakelen?
Er bestaat inderdaad een grote verwarring, deels ontstaan door de winters van de laatste jaren, en deels aangewakkerd door de klimaat-ontkenners. Maar de wetenschap achter de verwachtingen is goed. Er bestaat een duidelijke tendens naar warmere en meer instabiele tijden. Hoe brengen we nu orde in deze chaos van tegenstrijdige meningen?
Niemand zal ontkennen dat het weer van dag tot dag wisselvallig is: er is geen pijl op te trekken. Dit komt doordat er veel factoren en processen, deels onafhankelijk van elkaar en deels onderling afhankelijk, op elkaar inwerken, elkaars invloeden versterkend of afzwakkend. Het resultaat is een kans dat het vriezen zal of dooien. Natuurlijk komt het weinig voor dat de temperatuur van de ene dag op de andere, zeg, 15 of 20 graden zou kunnen verspringen, maar ook dit is een kans, het komt soms voor. Maar er bestaat een zekere traagheid die het mogelijk maakt om het toekomstig weerverloop voor een week te beschrijven, maar ook niet langer. Daarna wordt de onzekerheid te groot: de kans dat het anders uitpakt neemt sterk toe. In het weerproces overheerst het toeval, en dit toeval bepaalt de kans op een zeker resultaat, een kans die afneemt met de lengte van de tijd waarover we willen voorspellen.
Wat er voor een tijdperiode geldt, geldt echter ook van plaats tot plaats. Wat er hier in Nederland gebeurt zegt weinig over het weerverloop in Duitsland, nog minder over dat in Polen, of over de Sahara. Ook daar bestaan patronen, en ook deze wisselen volgens toeval, bepaald, alweer, door een groot aantal lokale factoren en processen. Samen met het toevalsproces in de tijd bepalen deze ruimtelijke het toeval in de wisselvalligheid van het weer bij ons. Om hier toch regelmaat in te onderscheiden kan alleen met berekeningen die uitgaan van dat toeval, niet van processen die zekerheid geven over een lange tijd. Hierbij beginnen we met het tellen van, bijvoorbeeld, de temperaturen in eenzelfde periode, de winter of de zomer, over een bepaald aantal jaren, een bepaald decennium. Dan weten we hoe warm die periode over dat decennium ruwweg is.
Hetzelfde geldt voor de geografie: welke temperaturen waren er in, zeg, de winter in Nederland of in Canada, of over het hele Noordelijk Halfrond in de jaren 1980? Om het temperatuurverloop voor dit halfrond van de laatste halve eeuw te leren kennen om te weten of het klimaat verwarmt of niet, moeten we dus de aantalsverdelingen van alle temperaturen over alle decennia naast elkaar leggen en kijken of die al of niet hetzelfde zijn. Wanneer we dit doen, blijken ze inderdaad te verschillen, zowel in ligging als in vorm. Ten eerste zien we een onmiskenbare verschuiving van de totale verdeling naar hogere temperaturen: over de laatste halve eeuw wordt het klimaat warmer. Hierover betstaat geen enkele twijfel meer.
Daarnaast wordt de verdeling ook steeds breder, wat betekent dat er naast meer lage temperaturen ook meer hoge voorkomen: het klimaat wordt meer wisselvallig en onvoorspelbaar. Wat vroeger in 0,1-0,2% van de gevallen voorkwam, komt nu voor in 10%, een honderdvoudige toename. Ook deze tendens is onmiskenbaar. Het klimaat wordt niet alleen warmer maar ook anders. Dit uit zich in sterke wisselingen in temperatuur, maar ook in die in regenval. Perioden van erg hoge en erg lage temperaturen, en perioden van grote droogte en van hevige regenval. Dit betekent op zich dat de periodiciteit van de seizoenen waarop de landbouw gebaseerd is minder wordt en dat de oogsten dus vaker zullen mislukken, met honger als gevolg. Dit zien we de laatste jaren al in Afrika gebeuren waar de seizoenen toch al zwakker waren dan in noordelijker streken. Om sociale, economische en politieke instabiliteiten en migratiestromen te begrijpen, moeten we dus eerst kijken naar waar deze instabiliteiten voorkomen en in welke periode. Dit wijst rechtstreeks naar de oorzaak. Alleen begrip hiervan kan tot de juiste maatregelen leiden.
Op een grotere tijdschaal moeten we kijken waar deze klimaatveranderingen door veroorzaakt worden en welke maategelen we hiertegen moeten nemen. We weten allemaal dat de overproductie van kooldioxide hier een centrale rol in speelt en dat deze overproductie zelf weer veroorzaakt wordt door de verbranding van fossiele brandstoffen door onze industrie, verwarming of verkoeling en vervoer. Deze laatste zijn uiteindelijk weer veroorzaakt door onze grote aantallen om hen aan voedsel en werk te helpen. Deze hoge aantallen moeten naar beneden. Naast een zuiniger energiebeleid en alternatieve bronnen, vereist dit de hoogste prioriteit, leuk of niet.